Vrouwen in het Zwart in de media:

nw revue 1

 

nw revue 2

Reactie n.a.v stuk over Vrouwen in het Zwart, in Nieuwe Revu no.11

maar eerst even een paar feiten: - ‘We zijn blind voor de manier waarop ze de mensen in Palestina en Westelijke Jordaanoever behandelen’:maar de Westoever is Palestina. Wellicht bedoelt v. Straten: Gaza en de Westoever.

- Minister Rosenthal wil Electronic Intifada laten afschaffen’. In feite gaat deze BZ minister daar niet over; hij wil de subsidie, die ICCO aan deze informatieve website krant [http://electronicintifada.net/] geeft, afschaffen. Maar gelukkig gaat hij daar ook niet over en heeft de Interkerkelijke Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking voet bij stuk gehouden.

We zijn wel wat optimistischer, dan uit het stuk blijkt, vooral sinds de recente democratische omwentelingen in Tunesie en Egypte steeds meer mensen de rug rechten, op allerlei wijzen in actie komen en zich net als vele media – sinds wikileaks- eindelijk eens gaan afvragen, hoelang die westerse hypocrisie nog kan doorgaan. Zo een momentopname heeft zijn charmes en beperkingen natuurlijk. Aardig sfeerbeeld, al stonden we met uiteindelijk met veel meer mensen dan genoemd, maar toen waren journalist en fotograaf al weg. Bij schandalige gebeurtenissen, zoals bijv. de Gaza oorlog staan we ook wel eens met 50-75 mensen. Het publiek waardeert vooral onze continuïteit en de discussies zijn vaak heel wat serieuzer en langduriger dan de lollige Amsterdams oneliners, die hier aangehaald worden, doen vermoeden.

Wat me opvalt sprekend over clichés stapelen: sfeer beschrijving heeft altijd behoefte aan: oud vrouwtje, doof met handtekeningen, gebrek aan humor, autistisch, kleine vrouw. Je zou ook kunnen zeggen: dat zulke oude wijze dames voor ons de kooltjes uit het vuur moeten halen; waarom sta ik hier zelf niet vaker? Miste eigenlijk nog de geitenharen sokken, linkse kerk en goedbedoelende idealisten. Maar we krijgen vaak voorbijkomende jongeren en ook toeristen, die een tijdje een spandoek vast willen houden, en dan weer doorlopen- zoals de onbekende jongeman op jullie foto. En Henk van Straten [jong, groot, vriendelijke oogopslag] heeft gelukkig niet dat cynisme en dedain, wat bij veel journalisten voor objectiviteit moet doorgaan. Als pseudo-journalist maakt hij zich aan het eind van de column gelukkig nog gewoon goed kwaad..

Afzender: www.vrouweninhetzwart.nl Lily van den Bergh

youtube
10-06-2009 Vrouwen in 't Zwart demonstreren op het Spui in Amsterdam

http://www.youtube.com/watch?v=6igiBd_Gvik&NR=1

nmo

Het gaat niet goed met de persvrijheid, zo blijkt uit de jaarlijkse cijfers van Freedom House. Een van de tegenvallers is Israël. En dat is opmerkelijk, omdat Israel toch altijd werd gezien als het enige land in het Midden-Oosten met volledige persvrijheid.
U hoort o.a. Lily van den Bergh van de Palestijnse sympahisantenorganisatie Vrouwen in ’t Zwart.
http://player.omroep.nl/?aflid=9542843
NMO beschrijving:
http://nmo.omroep.nl/67-Uw_nieuwe_InFocus_Update.html?aflevering=3694.

ravagedigitaal

21-02-2009

databank1

 

Bedrijven in dienst van de Israëlische bezetter

door Adri Nieuwhof

Met een online databank voert een groep vrouwen vanuit Israël strijd voor de bevrijding van de bezette Palestijnse gebieden. De site biedt informatie over bedrijven die geld verdienen aan de bezetting. "Wees creatief", aldus een van de initiatiefnemers.

Twee jaar geleden startte de Coalitie van Vrouwen voor Vrede in Israël het onderzoeksproject 'Who profits from the Israeli occupation?' De coalitie, opgericht direct na de start van de tweede Intifada, heeft haar sporen verdiend in het mobiliseren van het Israëlische publiek bij protesten tegen de bezetting.

Binnen de coalitie zijn naar eigen zeggen duizenden vrouwen vertegenwoordigd die zich verenigd hebben in negen organisaties, zoals Machsom Watch, Vrouwen in het Zwart, Bat Shalom en New Profile. Een groep activisten uit deze coalitie werkt samen aan het project 'Who profits'.

In januari lanceerde de coalitie officieel haar online databank met daarin gegevens van bedrijven die direct betrokken zijn bij de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en de Syrische Hoogte van Golan. The Electronic Intifade sprak met Dalit Baum, een van de initiatiefnemers.

Wat bewoog de coalitie om zo'n ambitieus project aan te gaan?

Dalit Baum: "Regelmatig denken we na over de rol die wij als Israëlische organisaties kunnen spelen in de wereldwijde beweging tegen de bezetting van de Palestijnse gebieden. In het verleden concentreerde het debat in Israël zich vooral op de kosten van de bezetting; het benodigde geld zou veel constructiever kunnen worden ingezet. Wij gebruikten slogans als 'geld naar arme wijken en niet naar nederzettingen'."

"Na verloop van tijd merkten wij dat dit argument het publiek niet overtuigde. Mensen wisten dat de bezetting hen veel geld kostte, maar dat er ook economische voordelen zijn te behalen, zoals toegang tot goedkoop Palestijns land en goedkope Palestijnse arbeidskrachten. Bovendien heeft Israël volledige controle over de Palestijnse economie, waardoor deze nooit met de Israëlische economie kan concurreren."

databank

"We besloten om ons perspectief te veranderen en het debat in te kaderen in termen van 'wie profiteert er van de bezetting?'. De afgelopen twee jaar hebben we Israëlische en internationale bedrijven in kaart gebracht die direct betrokken zijn bij de bouw van de Israëlische nederzettingen en infrastructuur in de bezette gebieden, bij de economie van de nederzettingen, bij de bouw van de muur en de checkpoints, bij het leveren van speciale apparatuur die wordt gebruikt voor de controle en onderdrukking van de burgers die onder de bezetting leven."

"Wij merken dat onze databank voorziet in een internationale behoefte aan informatie. Ons werk is een aanvulling op de campagnes van activisten buiten Israël, die zich verzetten tegen de betrokkenheid van bedrijven bij de bezetting zoals Motorola, Assa Abloy, Unilever en Veolia. Omdat wij ter plaatse zijn, wij kunnen naar nederzettingen gaan en hebben toegang tot informatie in het Hebreeuws."

Hoe zorgen jullie ervoor dat de databank betrouwbare informatie biedt?

"Alle informatie die wij publiceren over bedrijven is met harde bewijzen gestaafd, zoals documenten van betrokken bedrijven of van Israëlische overheidsorganen. We verzamelen ook informatie tijdens veldbezoeken en we nemen foto's als bewijs van de aanwezigheid van bedrijven in bezet gebied. Van elk bedrijf houden we een dossier bij over hun betrokkenheid, waarin informatie uit de eerste hand is opgenomen."

"Wij hebben veel meer materiaal dan we op onze website publiceren. We hebben gemerkt dat veel fabrieken in de Israëlische industriële zones op de Westelijke Jordaanoever niet als zodanig geregistreerd staan. Het is voor ons meer werk om hun betrokkenheid bij de bezetting aan het licht te brengen. Wij verrichten gedegen onderzoek, maar stellen natuurlijk feedback op prijs over hoe we de kwaliteit van de databank kunnen verbeteren, en correcties en aanvullingen die wij ontvangen worden nader onderzocht."

Hoe kijk jij aan tegen een boycot van producten afkomstig uit de nederzettingen?

"In veel landen worden boycotacties georganiseerd rond bepaalde producten uit de nederzettingen. Maar onze databank is geen boycotlijst. Wij hanteren een bredere focus, die ook bedrijven omvat die profiteren van de industrie van de nederzettingen, de economische uitbuiting van Palestijnse hulpbronnen, markten en arbeid, en van de controle van de Palestijnse bevolking. Het is voor Israëlische activisten bijna onmogelijk om zich los te maken van al deze bedrijven, want de belangrijkste Israëlische banken, internationale high-tech bedrijven, en transportgiganten zijn op verschillende manieren bij de bezetting betrokken."

"We geloven dat het maatschappelijk middenveld kan en moet proberen om het beleid van deze bedrijven te beïnvloeden, en dat er verschillende manieren zijn om dat te doen. Wij hebben bijvoorbeeld meegeholpen te onthullen dat Veolia, het bedrijf dat betrokken is bij het sneltramproject in Jeruzalem dat bijdraagt aan de Israëlische annexatie van de nederzettingen, ook een vuilstortplaats in de bezette Jordaan Vallei runt. Een ander voorbeeld is HeidelbergCement, eigenaar van Hanson Israel. Deze firma heeft vier bedrijven in de Westelijke Jordaanoever waaronder een steengroeve, waar onvervangbare Palestijnse natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen voor de Israëlische bouw."

"Wij willen activisten aanmoedigen om creatief te zijn. Een brief gericht aan Hewlett Packard, waarin vragen worden gesteld over [de betrokkenheid van hun dochter] EDS Israel bij het geautomatiseerde biometrische toegangscontrolesysteem voor de voornaamste checkpoints, is voor ons even belangrijk als de Zweedse campagne die ertoe leidde dat Assa Abloy besloot om zich terug te trekken uit de Barkan Industriële Zone."

Hoe is in Israël gereageerd op de databank?

"We hebben twee jaar lang buiten het vizier van Israël gewerkt. We zijn erin geslaagd om met groepen in Israël en daarbuiten samen te werken en deze groepen te ondersteunen. Het is nu tijd om meer bekendheid te geven aan ons werk. Dit is belangrijk omdat wij ons ook als doel stellen om het Israëlische publiek voor te lichten over hoe bedrijven profiteren van de bezetting van Palestina."

"De website biedt het publiek de mogelijkheid kennis te nemen van een nieuwe wijze van het in kaart brengen van manieren waarop bedrijven betrokken zijn bij de bezetting, en hen zo duidelijk te maken hoe deze betrokkenheid in grote delen van de Israëlische economie is doorgedrongen, zoals bij grote banken, de voornaamste telecommunicatie bedrijven, bouw- en transportondernemingen. Het is nog niet duidelijk hoe hier op gereageerd zal worden."

Wat zijn jouw criteria voor succes van de Who Profits databank?

"Ik zal onze databank een succes noemen, als het lukt om deze een rol te laten spelen in onze voorlichting. Ik wil dat we erin slagen om meer mensen te bereiken, in Israël en in het buitenland, om hen te informeren over hoe bedrijven en economische belangen bijdragen aan de voortzetting van de Israëlische bezetting. Verder zou ik graag zien dat mensen het beleid van deze bedrijven proberen te beïnvloeden om zo te helpen een einde te maken aan de bezetting."

"Hopelijk gaan over een paar jaar bedrijven zich meer zorgen maken over hun betrokkenheid bij de bezetting, waarna ze bij ons aankloppen om ons ervan te overtuigen waarom zij uit onze databank verwijderd zouden moet worden. Maar het doorslaggevende succes zou een verandering in de publieke opinie zijn en de beëindiging van de bezetting."


Dit artikel heeft eerder gestaan op de site van The Electronic Intifada. De site Who Profits? vind je hier.


Indymedia

09-02-2009

Adri Nieuwhof

Israëlische vrouwen onthullen medeplichtigheid bedrijven aan bezetting

Een The Electronic Intifada -Interview met Dalit Baum,
coördinator van het project "Who profits from the Israeli occupation?".

Twee jaar geleden startte de Coalitie van Vrouwen voor Vrede in Israël met het onderzoeksproject "Who profits from the Israeli occupation?" De coalitie heeft haar sporen verdiend in het mobiliseren van het Israëlische publiek bij protesten tegen de bezetting. In januari lanceerde de coalitie officieel haar on-line databank met daarin gegevens van bedrijven die direct betrokken zijn bij de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, de Gaza Strook en de Syrische Hoogte van Golan. In een interview met The Electronic Intifada vertelt Dalit Baum, coördinator van het project, hoe de databank tot stand is gekomen.

Voorpagina van de www.whoprofits.org website

The Electronic Intifada: Kun je jezelf introduceren bij de lezers?

Dalit Baum: Laat ik beginnen met te benadrukken dat deze databank niet zomaar een initiatief is van een klein groepje linkse activisten, maar van een brede coalitie. De Coalitie van Vrouwen voor Vrede is in de eerste dagen van de tweede (Palestijnse) intifada opgericht, en hierin zijn duizenden vrouwen vertegenwoordigd die zich verenigen in negen organisaties, zoals Machsom Watch, Vrouwen in het Zwart, Bat Shalom en New Profile. Ik ben een van de medeoprichters van de coalitie. Een groep activisten uit onze coalitie werkt samen aan het "Whoprofits".

In het dagelijks leven werk ik als docent Vrouwenstudies aan de Universiteit van Haifa en aan het Beit Berl College. Al vele jaren ben ik betrokken bij directe acties tegen de bezetting van Anarchists Against the Wall, Women in Black en Black Laundry.

EI: Wat bewoog de coalitie om zo'n ambitieus project aan te pakken?

DB: Regelmatig denke we na over de rol die wij als Israëlische organisaties kunnen spelen in de wereldwijde beweging tegen de bezetting. In het verleden concentreerde het debat in Israël zich vooral op de kosten van de bezetting en dat dit geld veel constructiever kon worden ingezet. Wij gebruikten slogans als "geld naar arme wijken en niet naar nederzettingen". Na verloop van tijd merkten wij dat dit argument het publiek niet overtuigde. Mensen wisten dat de bezetting veel geld kostte, maar dat er ook economische voordelen zijn. Wij kunnen ons in Israël moeilijk losmaken van de economie van de bezetting. Door de bezetting heeft Israël voordelen van toegang tot goedkoop Palestijns land en goedkope Palestijnse arbeidskrachten. Bovendien heeft Israël door de bezetting volledige controle over de Palestijnse economie, waardoor deze nooit met de Israëlische economie kan concurreren.

We besloten om ons perspectief te veranderen en het debat in te kaderen in termen van wie profiteert er van de bezetting. De afgelopen twee jaar hebben we Israëlische en internationale bedrijven in kaart gebracht die direct betrokken zijn bij de bouw van de Israëlische nederzettingen en infrastructuur in de bezette gebieden, bij de economie van de nederzettingen, bij de bouw van de muur en de checkpoints, bij het leveren van speciale apparatuur die wordt gebruikt voor de controle en onderdrukking van de burgers die onder de bezetting leven. Wij merken dat onze databank voorziet in een internationale behoefte aan informatie. Ons werk is een aanvulling op de campagnes van activisten buiten Israël, die zich verzetten tegen de betrokkenheid van bedrijven bij de bezetting zoals Motorola, Assa Abloy, Unilever, en Veolia, omdat wij ter plaatse zijn, wij kunnen naar nederzettingen gaan en hebben toegang tot informatie in het Hebreeuws.

EI: Hoe zorgen jullie ervoor dat de databank betrouwbare informatie biedt?

DB: Alle informatie die wij publiceren over bedrijven is met harde bewijzen gestaafd, zoals documenten van betrokken bedrijven of van Israëlische overheidsorganen. We verzamelen ook informatie tijdens veldbezoeken en we nemen foto's als bewijs van de aanwezigheid van bedrijven in bezet gebied. Van elk bedrijf houden we een dossier bij over hun betrokkenheid , waarin informatie uit de eerste hand is opgenomen. Wij hebben veel meer materiaal dan we op onze website publiceren. We hebben gemerkt dat veel fabrieken in de Israelische industriële zones op de Westelijke Jordaanoever niet als zodanig geregistreerd staan. Het is voor ons meer werk om hun betrokkenheid bij de bezetting aan het licht te brengen. Wij verrichten gedegen onderzoek, maar stellen natuurlijk feedback op prijs over hoe we de kwaliteit van de databank kunnen verbeteren, en correcties en aanvullingen die wij ontvangen worden nader onderzocht.

EI: Hoe kijk je tegen een boycot van producten uit de nederzettingen aan?

DB: In veel landen worden boycot acties georganiseerd rond bepaalde producten uit de nederzettingen. Maar onze databank is geen boycotlijst. Wij hanteren een bredere focus, die ook bedrijven omvat die profiteren van de industrie van de nederzettingen, de economische uitbuiting van Palestijnse hulpbronnen, markten en arbeid, en van de controle van de Palestijnse bevolking. Het is voor Israëlische activisten bijna onmogelijke om zich los te maken van al deze bedrijven, want de belangrijkste Israëlische banken, internationale high-tech bedrijven, en transport giganten zijn op verschillende manieren bij de bezetting betrokken.

We geloven dat het maatschappelijk middenveld kan en moet proberen om het beleid van deze bedrijven te beïnvloeden, en dat er verschillende manieren zijn om dat te doen. Wij hebben bijvoorbeeld meegeholpen om te onthullen dat Veolia, het bedrijf dat betrokken is bij het sneltramproject in Jerusalem dat bijdraagt aan de Israëlische annexatie van nederzettingen, ook een vuilstortplaats in de bezette Jordaan Vallei runt. Een ander voorbeeld is HeidelbergCement, eigenaar van Hanson Israel. Deze firma heeft vier bedrijven in de Westelijk Jordaanoever waaronder een steengroeve, waar onvervangbare Palestijnse natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen voor de Israëlische bouw.

We willen activisten aanmoedigen om creatief te zijn. Een brief gericht aan Hewlett Packard, waarin vragen worden gesteld over [de betrokkenheid van hun dochter] EDS Israel bij het geautomatiseerde biometrische toegangscontrolesysteem bij de voornaamste checkpoints, is voor ons even belangrijk als de Zweedse campagne die ertoe leidde dat Assa Abloy besloot om zich terug te trekken uit de Barkan Industriële Zone.

EI: Hoe is in Israël gereageerd op de databank?

DB: We hebben twee jaar lang buiten het vizier van Israël gewerkt. We zijn erin geslaagd om met groepen in Israël en daarbuiten samen te werken en deze groepen te ondersteunen. Het is nu tijd om meer bekendheid te geven aan ons werk. Dit is belangrijk omdat wij ons ook als doel stellen om het Israëlische publiek voor te lichten over hoe bedrijven profiteren van de bezetting van Palestina. De website biedt het publiek de mogelijkheid kennis te nemen van een nieuwe wijze van in kaart brengen van manieren waarop bedrijven betrokken zijn bij de bezetting, en hen zo duidelijk te maken hoe deze betrokkenheid in grote delen van de Israëlische economie is doorgedrongen, zoals bij grote banken, de voornaamste telecommunicatie bedrijven, bouw- en transportondernemingen. Het is nog niet duidelijk hoe hier op gereageerd zal worden.

EI: Wat zijn jouw criteria voor succes van de Whoprofits databank?

DB: Ik zal onze databank een succes noemen, als het lukt om deze een rol te laten spelen in onze voorlichting. Ik wil dat we erin slagen om meer mensen te bereiken, in Israël en in het buitenland, om hen te informeren over hoe bedrijven en economische belangen bijdragen aan de voortzetting van de Israëlische bezetting. Verder zou ik graag zien dat mensen het beleid van deze bedrijven proberen te beïnvloeden om zo te helpen een einde te maken aan de bezetting. Ik hoop dat over een paar jaar bedrijven zich meer zorgen maken over hun betrokkenheid bij de bezetting en bij ons aankloppen om ons te overtuigen waarom zij uit onze databank verwijderd zouden moet worden. Maar het echte succes zou een verandering in de publieke opinie zijn en de beëindiging van de bezetting.

Adri Nieuwhof, The Electronic Intifada, 8 February 2009


http://www.indymedia.be/en/node/31715

112groningen

03-01-2009

 

Demonstratie van Vrouwen in het Zwart in Groningen

door Michel Eising

Groningen - Een demonstratie in Groningen voor Palestijnen. Ruim 100 demonstranten waren in het centrum aanwezig voor deze demonstratie. Het internationale Netwerk "Vrouwen in het Zwart", in samenwerking met de Coalition of Women for a Just Peace, bestaat al sinds 1990.

De beweging begon in Israël. In januari 1988, één maand na het uitbreken van de eerste Intifada, kwam een aantal Palestijnse en Israëlische vrouwen samen. Op het drukste kruispunt van Jeruzalem begonnen ze een demonstratie tegen de Israëlische bezetting van Gaza en de Westoever. De eerste stille wake was een feit. Eén keer per week op dezelfde plek in het centrum van Jeruzalem stonden de moedige vrouwen daar, in het zwart gekleed met de leuze: "Stop de Bezetting", zwijgend, vaak bespuugd en uitgejouwd, soms zelfs aangevallen door fanatieke Israëlische passanten. Al gauw werden er wakes gehouden in vele Israëlische steden en in de afgelopen 15 jaar zijn Vrouwen in het Zwart - groepen opgericht in meer dan 150 steden in de wereld.

videoGroningen
http://www.112groningen.nl/Groningen/nieuws/5063/demonstratie-in-groningen-voor-palestijnen-video.html

gron g
g g
g g
g g
g g
g  
3

parool

18 mei 2008

 

Nakba herdacht op de Dam

AMSTERDAM - Op de Dam in Amsterdam hebben zaterdagmiddag ongeveer tweehonderd mensen de Nakba (Ramp) herdacht. Ze stonden stil bij het vertrek van honderdduizenden Palestijnen uit hun dorpen en steden als gevolg van de stichting van de staat Israël in 1948, nu zestig jaar geleden.

Onder de aanwezigen bevonden zich Nederlandse Palestijnen die de Nakba hebben meegemaakt. Tijdens de bijeenkomst legden zij en sympathisanten bloemen op het podium voor slachtoffers die voor, tijdens en na de stichting van Israël zijn omgekomen.

De aanwezigen droegen zwarte ballonnen en Palestijnse vlaggen. Ook hadden zij spandoeken bij zich met teksten als 'Israël: stop apartheid', Let Gaza live' en 'Stop bezetting Palestina'. Ook Gretta Duisenberg, weduwe van oud-president Wim Duisenberg van de Europese Centrale Bank, was op de bijeenkomst. Zij droeg een Nederlandse vlag, halfstok.

Na de herdenking op de Dam verplaatste de groep zich naar de doopsgezinde Singelkerk. Daar neemt oud-premier Dries van Agt het eerste exemplaar van het boek van Midden-Oosten-deskundige Robert Soeterik 'De Verwoesting van Palestina' in ontvangst. De auteur zal ook samen met een aantal andere kenners spreken over de Nakba.

De Nakba-herdenking is een initiatief van onder andere het Nederlands Palestina Komitee, de Palestijnse Gemeenschap Nederland, Een Ander Joods Geluid, Vrouwen in het Zwart en de Internationale Socialisten. (ANP)


Narratio

bron: http://www.narratio.nl

logo Amnesty 01 december 2006

Amnesty

profiel

PROFIEL

Deze week:
Yehudit Kirstein Keshet

Geboren in 1943 in Wales, als dochter van Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland.

Woont sinds 1974 in Israël

Studeerde antropologie in Groot-Brittannië en Canada. 

Was werkzaam bij het Hebrew Union College, het Yad Vashem Holocaust Memorial en het Israel Institute of Talmudic Publications.

Nu actief als fulltime activist tegen Israël's bezetting van de Gazastrook. Oprichter van Machsom Watch, een organisatie van Joodse vrouwen die Israëlische checkpoints aan de grens met de bezette gebieden observeren en zo eventuele misstanden documenteren.

 

Yehudit Keshet is een Joodse schrijfster en activiste. Ze was in 2001 mede-oprichter van Machsom Watch, een Israëlisch netwerk van 500 vrouwen die als waarnemers bij Israëlische checkpoints posten, om zo beter gedrag tegenover de Palestijnen af te dwingen. Deze week opent een tentoonstelling van foto's die de vrouwen hebben gemaakt in Nederland. Yehudit is in Nederland om de tentoonstelling en haar boek (met korting te bestellen) toe te lichten, en ze houdt deze week voor Amnesty.nl een dagboek bij.

vrijdag 1 december  En toen was het (al) vrijdag. De tijd vliegt! We moesten vroeg uit de veren om op tijd te zijn voor een signeersessie bij ABC Treehouse in Amsterdam. Hoewel de locatie een uitstekende keuze leek, speelde de concurrentie ─ 2 grote boekwinkels en een tweedehands boekenmarkt in de buurt ─ ons parten. De belangstelling was zeer gering. Het positieve van deze ochtend was een ontmoeting met een Nederlandse jongen die de relatie op cultuurgebied tussen Israël en Nederland aan het onderzoeken is als voorbereiding op een boek. Met hem hoop ik de komende tijd op meer contact.

Daarna hadden we net tijd voor een kopje soep en boterham in een restaurant vlakbij, voor we ons moesten melden op het Spui voor de maandelijkse wake. Lily van den Bergh, coördinator en webbeheerder van Vrouwen in het Zwart Amsterdam, had onze komst aangekondigd in de maandelijkse e-Nieuwsbrief, waardoor de opkomst aanzienlijk groter was dan normaal. Het was hartverwarmend om te zien hoe steeds meer Nederlandse vrouwen zich zorgen maken over de misstanden als gevolg van het conflict over bezet gebied. Na afloop haastte ik mij naar het hotel om mij voor te bereiden op de Sabbat.

Zondag is gereserveerd voor Rembrandt en de bijeenkomst en signeersessie in het Amnesty-huis (van 15.00 tot 17.00); maandag gaan we naar Antwerpen voor interviews met vertegenwoordigers van de Vlaamse pers en maandagavond zijn we terug voor onze afscheidsavond bij Next Step, de jongeren organisatie van Een Ander Joods Geluid.
Dinsdag gaan we dan weer naar huis.

(...)

 

 

 

 

bron: http://www.amnesty.nl/deweekvan/13123

Radio5

30 juli 2006

 

Bij nader inzien: Lily van den Bergh

Interview door Rob Simons

Rob Simons spreekt over de situatie in Israël en de Israëlische politiek met Lily van den Bergh, filmmaakster, producente en lid van Vrouwen in het Zwart Nederland. Deze organisatie protesteert tegen wat zij beschrijft als 'de invasies in Palestijns gebied, landconfiscaties, uitgaansverboden, omsingeling van steden en uithongering van burgers'.

Vrijdag 1 september 2006 houdt Vrouwen in het Zwart afdeling Amsterdam weer een betoging bij 't Lieverdje met de leus
'5 jaar intifada en 39 jaar bezetting: meer dan genoeg!'


Samenstelling en presentatie: Rob Simons

foto wake Vrouwen in het Zwart
Beluister het interview

Radio5

28 mei 2006

 

Bij nader inzien: Anneke Jos Mouthaan

Interview door Rob Simons

Rob Simons spreekt met vredesactiviste Anneke Jos Mouthaan. In 1991 heeft zij het Sivmo opgericht, het Steuncomité Israëlische Vredesgroepen en Mensenrechtenorganisaties. Ze geeft haar mening over de opinievorming in Nederland over oorlog en vrede in het Midden-Oosten en over Joods vredesactivisme in Nederland. Dit gebeurt aan de vooravond van de 39e herdenking van de Juni-oorlog van 1967.

Op de foto Anneke Jos Mouthaan met burgemeester Cohen van Amsterdam, van wie zij een lintje heeft gekregen.

Samenstelling en presentatie: Rob Simons

Beluister het interview

Anneke Jos Mouthaan met burgemeester Cohen

Logo Vredesactie-Magazine

21 oktober 2003

 

Het begon bij ‘Lysistrata’: Vrouwen tegen Oorlog

door Judith Mahoney Pasternak

In dit artikel beschrijft Judith Mahoney Pasternak van onze Amerikaanse zusterorganisatie War Resisters League de moeizame strijd van de vrouw in de vredesbeweging. Niet alleen het verzet tegen de oorlog en tegen onderdrukkende regimes, maar ook het gevecht om in de beweging een eigen plaats te verwerven. Het is een lange (en hier vooral vanuit de VS geïllustreerde) geschiedenis, waarin de vrouw erin slaagt om, vanop het verre achterplan, uit de schaduw te treden, eerst via eigen bewegingen van vredesvrouwen, om het tenslotte tot leidende posities in de bewegingen voor sociale veranderingen te brengen.

Athene, 411 voor Christus. Temidden van de verwoesting en uitputting door de lange en dure Peloponnesische Oorlog vond men in stadsstaat Athene toch nog de tijd voor een theaterfestival. Succesnummer van het festival werd de vrolijke, grensverleggende en bijtend actuele klucht ‘Lysistrata’, waarin het komische genie Aristophanes een sex-staking voor vrede ten tonele bracht, uitgeroepen door de vrouwen van Athene die de oorlog moe waren. Rond 411 had de oorlog zich al ver buiten de Peloponnesus van vijand Sparta uitgebreid. Over heel de Egeïsche Zee had de machtige oorlogsvloot van Athene een rijk uitgebouwd, en dat niet bepaald met het zachte handje. Vijf jaar eerder, in 416, hadden ze bijvoorbeeld het kleine eilandstaatje Melos ingenomen, elke volwassen man afgeslacht, en de vrouwen en kinderen als slaven verkocht.

In het jaar daarop, 415, was ‘De Trojaanse Vrouwen’ van de vooraanstaande toneelschrijver Euripides in première gegaan, een scherp verhaal over het einde van de Trojaanse Oorlog en zijn tragische gevolgen voor de vrouwen en kinderen, vooral maar niet uitsluitend aan de kant van de verliezers. Dus was Lysistrata niet het eerste anti-oorlogstoneelstuk. Wel was dit het eerste stuk dat concreet handelde over het organiseren van een anti-oorlogsprotest, en het weerspiegelde de visie van Euripides. “Als vrouwen de slachtoffers moeten zijn van oorlog, dan moeten de vrouwen misschien iets doen aan die oorlog”, vond Lysistrata. Je moest in die tijd wel over een geniale verbeelding beschikken om zoiets in een toneelstuk te verwerken, want alhoewel Athene een democratie heette te zijn, namen de vrouwen geen deel aan de politiek. Vrouwen waren het virtuele eigendom van hun vaders of echtgenoten of broers of zonen. De vrouwen in Sparta kenden meer vrijheid.

Niemand ging in op de uitdaging van Aristophanes. Er kwam geen vrede, en Athene verloor de oorlog enkele jaren later (ten behoeve van hedendaagse grote veroveraars: er verliep maar een dozijn jaren tussen de verwoesting van Melos en het neerhalen van de muren van Athene door de Spartanen). Toch was het de Atheense cultuur die het hele Westen ging domineren – met inbegrip van hun ethiek aangaande de plaats van de vrouw. Vrouwen bleven afgeschermd van het politieke gebeuren voor de tweeënhalf volgende millennia, en het tragische visioen van Euripides – niet dat van Aristophanes – bleef de harde realiteit vormen: in al die 2500 jaren zouden vrouwen en kinderen blijven gebukt gaan onder de verschrikkelijke gevolgen van oorlogen waartoe zij zelf niet hadden opgeroepen.

Nu maken we een sprong voorwaarts van tweeënhalf millennia: het was lente 2003 na Christus. De VS stonden op het punt een tweede fase binnen te treden van een oorlog die al erg kostelijk was geweest en die lang dreigde te zullen duren, misschien wel eindeloos. Het scheen ook de minst populaire oorlog in de geschiedenis te zullen worden, met tegenstanders die bij miljoenen protesteerden over de hele wereld. Nu de vrouwen niet meer uitgesloten waren van het hart van de politiek in de meeste plaatsen op de wereld, waren de vrouwen ook prominent aanwezig in al deze oorlogsprotesten, maar toch nergens meer dan in het ‘Lysistrata project’: op 3 maart 2003 hielden vrouwengroepen in 59 landen over de hele wereld, min of meer gelijktijdig, lezingen uit de nog steeds relevante toneelkomedie van Aristophanes, in de hoop om aan de massale weerstand tegen de oorlog nog wat meer gestalte te geven.


Twee Wereldoorlogen

Het Lysistrata Project was een initiatief van Kathryn Blume, en het zat er al lang aan te komen.
Na de val van Athene was het ideaal van de democratie in diepe slaap gedompeld in een groot deel van het Westen. Het was pas opnieuw aan de oppervlakte gekomen in de 18de eeuw, en tegelijk met die heropstanding zag de nieuwe notie van de gelijkheid voor vrouwen het levenslicht. Als midden 19de eeuw meer en meer westerse monarchieën de baan ruimden of alleszins plaats inruimden voor medebestuur door vertegenwoordigers van de bevolking, trad de vrouw stilaan mee op de voorgrond in Amerikaanse en Europese bewegingen voor verandering – eerst die voor de afschaffing van de slavernij, dan in het socialisme, in de vakbondsbeweging, en ook in de vredesbeweging. In een tijdperk dat de slavernij nog van toepassing was in de VS – het enige ontwikkelde land met een substantiële zwarte bevolking – waren deze vroege activistes vooral blanken. Ook na de ‘Emancipation’ bevonden weinig Afro-Amerikanen zich reeds in een positie waarin ze politiek actief konden zijn. En als ze dat al waren, dan ging hun strijd vooral rond de permanente slechte levensomstandigheden van de zwarten.
Zo zien we dat het tegen het einde van de 19de eeuw vooral blanke middle class vrouwen waren die de kern uitmaakten van het anti-oorlogsactivisme. En ook de daaropvolgende honderd jaar zullen hoofdzakelijk blanke vrouwen (op enkele uitzonderingen na) de ruggengraat blijven vormen van de georganiseerde oppositie tegen elke oorlog.

Vrouwen dus als ruggengraat ervan – maar bijna nooit aan het hoofd. Voor het grootste deel zwoegden ze voort in hun eentje en/of zonder opgemerkt te worden, behalve dan in die groepen die ‘vrouwen-‘ in hun benaming hadden staan. Waar ze echter los van georganiseerde groepen opereerden, kregen ze soms wel veel weerklank – meestal in de vorm van kritiek. In 1914, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, schreef en sprak de Russische socialiste Rosa Luxemburg overal in Duitsland over dienstweigeren uit gewetensbezwaren. Nog voor het einde van de oorlog zat ze in de gevangenis voor haar activisme en werd ze een van de martelaars van de vredesbeweging: zij en haar minnaar Karl Liebknecht werden in politionele bewaring vermoord. In 1915, in volle oorlog, kwam de Hongaarse arbeidersleidster Rosica Schwimmer naar de VS om er te pleiten voor Amerikaanse bemiddeling om de vrede te herstellen. Maar in plaats daarvan legde president Woodrow Wilson in 1917 aan het Congres een oorlogsverklaring voor, en Jeannette Rankin, de eerste vrouw die zitting had in het Congres, stemde tegen. Terwijl Rankin’s verkiezing - in een periode dat er nog geen stemrecht voor vrouwen bestond - heel wat opschudding had verwekt, deed haar stem tegen de oorlog dat nog meer. (En als zij in december 1941 opnieuw nee stemde, werd zij meteen het enige Congreslid dat zich in beide Wereldoorlogen had uitgesproken tegen Amerikaanse deelname).

Talrijke vrouwen anderzijds vonden dat de strijd voor vrede aparte organisaties nodig maakte. In 1915 kwamen vele honderden vrouwen, van wie velen ook actief waren in de strijd voor stemrecht, samen in Den Haag om te proberen een einde te maken aan de oorlog en toekomstige oorlogen te voorkomen. Zij richtten de Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) op, met de voormalige sociale hervormster Jane Addams als eerste voorzitster. In 1916 richtte de feministische intellectuele Crystal Eastman de American Union Against Militarism op, wat later de American Civil Liberty Union werd.

Een jaar na de oorlog bekwamen de vrouwen in de VS stemrecht. Nu waren ze, althans in theorie, volwaardige partners in het politieke leven. In de jaren die volgden kende de anti-oorlogsbeweging haar ups en downs. In de naweeën van de verwoestende ‘oorlog die alle oorlogen beëindigde’ was het pacifisme bijna een modieus gegeven geworden. De Wilson regering steunde de League of Nations, en in Europa richtten pacifisten en mensen die dienstweigeraars in WO I hadden ondersteund, de War Resisters’ International (WRI) op. In 1923 stichtten de pacifistische lerares Jessie Wallace Hughan en haar collega Tracy Mygatt als Amerikaanse WRI-afdeling de War Resisters League (WRL).

Maar naarmate in Duitsland, Italië en Spanje het fascisme aan kracht won in de jaren dertig, werd het zich verzetten tegen oorlog meer en meer een problematische zaak voor veel mensen van de linkse bewegingen, die altijd de kaders hadden geleverd voor de vredesgroepen. Toch kon minister Richard Sheppard nog tienduizenden mannen laten toetreden tot zijn Peace Pledge Union. Hij had deze bedoeld als beweging voor uitsluitend mannen, maar de pacifistische auteur en voormalige verpleegster uit WO I Vera Brittain slaagde erin de deuren ook open te krijgen voor de vrouwen. Myrtle Solomon, een van de eerste vrouwen die toetraden, werd later de eerste vrouwelijke voorzitster van de War Resisters’ International. In de VS richtte de katholieke bekeerlinge Dorothy Day samen met Peter Maurin de Catholic Worker beweging op. Aanvankelijk een lekenorganisatie voor de hongerende armen tijdens de verpletterende Depressie, zal ze later ook belangrijke bijdragen leveren aan het Amerikaanse pacifisme.

De anti-oorlogsbewegingen langs de beide zijden van de Oceaan kregen een grote stimulans op het moment dat de Sovjet-Unie en Duitsland hun niet-agressie pact tekenden in 1939. Dit pact bracht de communisten opnieuw tot anti-oorlogsactiviteiten. Maar nadat Duitsland zich had bedacht en de Sovjet-Unie had aangevallen, viel het pacifisme terug naar de laagste cijfers sedert de periode vóór WO I. De vrouwen die tegen oorlog waren, bleven echter doorbijten, en veel van de groepen die ze in de vroege 20ste eeuw hadden opgericht, overleefden ook WO II, waarna ze opnieuw in kracht en aantal leden aangroeiden tijdens de Koude Oorlog. (Een indicator van de levenskracht van de anti-oorlogsbeweging en het werk van de vrouwen is het feit dat de WILPF, de Peace Pledge Union, de Catholic Worker beweging, en uiteraard de War Resisters’ International en de War Resisters League, nu nog altijd springlevend zijn en de oorlog bestrijden).


Moms against the Bombs

Wereldoorlog II was geëindigd met de atoombom, een nieuw wapen dat meer mensen, ook burgers, vanop verdere afstand dan enig ander wapen ook, kon doden. Sinds dat moment zou de wereldgemeenschap voor de rest van de 20ste eeuw in de schaduw leven van de atoombom, met daarbovenop bijna vijf decennia dreiging op het scherp van de snede door de Koude Oorlog. Die dreiging zou een grote invloed uitoefenen op de houding van vrouwen tegenover de oorlog.

In de eerste helft van de eeuw hadden we een gestadige groei gezien van de deelname van vrouwen aan het openbare leven. Maar na WO II werkten een aantal factoren samen om de vrouw terug naar huis en haard te sturen, hetgeen later in zekere zin dan weer de aanleiding vormde voor de ‘Tweede Golf van Feminisme’. Toch was het net vanuit hun rol als moeders en zorgsters dat westerse vrouwen, vnl. in de VS en Canada, een nieuw dreigend aangezicht van de oorlog ontdekten. Al sedert de luchtoorlog in WO I sleepten moeders in Europa bij luchtalarm hun kinderen naar de schuilkelders, maar luchtalarmsirenes waren een geluid dat geen enkele Amerikaanse of Canadese moeder ooit had gehoord of had verwacht ooit te moeten aanhoren. En nu herinnerden de burgerdefensie-oefeningen hen heel de tijd aan het gevaar waarin ook hun kinderen zich nu bevonden.

De oefeningen en het dreigende gevaar inspireerden hen tot nieuwe doelstellingen, nieuwe organisaties en nieuwe methodes. Het volstond immers niet langer om zich tegen een welbepaalde oorlog of zelfs tot indiensttreding in het algemeen te verzetten. De anti-oorlogsbeweging moest vanaf nu de strijd opnemen voor politieke ontspanning en ontwapening, en tegen de nucleaire bewapening. Einde jaren vijftig stampten Marj Swann en Erica Enzer in New England met enorm veel energie een Committee for Nonviolent Action uit de grond, voor hetwelk vredesactivist A.J. Muste een eerste actie van burgerlijke ongehoorzaamheid organiseerde in Omaha. Swann kreeg gevangenisstraf voor de actie, net als Muste. In Canada richtte Thérèse Casgrain in 1960 de Voice of Women op om te protesteren tegen de toetreding van haar land tot de dodelijke club van kernwapenlanden. Een jaar later stond Dagmar Wilson in de VS mee aan de wieg van Women Strike for Peace, dat specifiek uitging van de ‘beslommeringen van een moeder‘, zoals de besmetting van zuivelproducten door radioactieve fall-out van de proefnemingen met kernwapens. In Groot-Brittannië was de pacifistische veterane Dora Russell (geboren Black, maar gehuwd met de pacifistische filosoof Bertrand Russell) de medeoprichtster van het Committee for Nuclear Disarmament (dat ook nu nog bestaat). Intussen werd het vredesvuur af en toe aardig aangewakkerd door de periodieke opflakkeringen van de Koude Oorlog, met als hoogtepunt de Cuba-crisis, toen president John Kennedy en premier Nikita Chroesjtsjov de wereld aan de rand van het Armageddon brachten i.v.m. de aanwezigheid van Sovjetraketten op 60 mijl afstand van Amerikaans grondgebied.

Al eerder was duidelijk geworden dat protest alleen niet meer volstond. Meer en meer engageerde de verzetsbeweging tegen de oorlog zich daarom in burgerlijke ongehoorzaamheid. Al in 1948 waren vijf Amerikaanse pacifisten (Ernest en Marion Bromley, Maurice McCracken en Wally en Juanita Nelson) overgegaan tot het weigeren belastingen te betalen voor dat deel waarmee hun belastingsgeld de oorlogsmachine zou financieren. Zo werden zij de voorlopers van de moderne oorlogsbelasting-weigerbeweging. In de late jaren vijftig was de vredesbeweging haar tactieken al beginnen aanpassen, in het spoor van de burgerrechtenbeweging met haar massale acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Onder leiding van Dorothy Day ging de Catholic Worker beweging door met de problemen van oorlog en vrede te beklemtonen. Day leidde samen met o.m. Ralph DiGia van de WRL een reeks acties van burgerlijke ongehoorzaamheid waarbij de deelnemers de wet trotseerden die de bevolking verplicht te gaan schuilen tijdens de oefeningen van de burgerdefensie. Een van de eerste deelnemers was de schrijfster (en moeder) Grace Paley, die een decennium later zou uitgroeien tot een van de leidsters van het pacifistische verzet tegen de oorlog in Vietnam.

Tegen de tijd dat de publieke opinie in de VS goed besefte dat hun natie verwikkeld was in gewapende oorlogshandelingen in Vietnam, stonden vredesorganisaties zoals de WILPF, Women Strike for Peace en War Resisters League al klaar om samen te smelten met studentengroepen, mensenrechtenactivisten en de restanten van oud links, tot wat de kern zou worden van de meest massale anti-oorlogsbeweging die het land ooit had gezien. Vrouwen traden meer en meer op de voorgrond doorheen het hele spectrum van het verzet, van de luidruchtige vertegenwoordigster van New York City in het Congres Bella Abzue, over actrice Jane Fona die van pro-oorlog haviken de bijnaam Hanoi Jane kreeg, tot folkzangeres Joan Baez en linkse activisten zoals Bernardine Dohrn en Angela Davis.

Vrouwen van de pacifistische WRL leverden steeds creatievere bijdragen. Norma Becker leidde met het Fifth Avenue Peace Committee in New York een van de eerste massaprotestacties tegen de oorlog; Judith Malina en Julian Beck wendden als acteurs-echtpaar de middelen en de kracht van hun Living Theatre aan voor anti-oorlogspropaganda, Grace Paley reisde naar Noord-Vietnam en verspreidde haar reisverhalen op het thuisfront, en burgerrechtenactiviste Barbara Deming werkte nieuwe theorieën over de geweldloosheid uit die de bakermat zouden worden voor een specifiek feministisch pacifisme. Te midden van al het massale protest tegen de oorlog drongen in 1970 de vijf ‘Women against Daddy Warbucks’ binnen in stadsarchieven met oproepingsgegevens en vernietigden dossiers, zoals de Berrigan broers het hadden voorgedaan in Maryland.

Toch was er een anti-oorlogsactieterrein waarvan de vrouwen blijkbaar al die tijd verstoken bleven: slechts één vrouw had ooit de voorzittershamer gehanteerd van een vredesorganisatie zonder het specifieke ‘women’ in haar benaming: dat was Norma Becker, die voorzitster was van de WRL. Tot het einde van de eeuw zou het bij slechts één andere vrouw beperkt blijven.


Vrouwen, feminisme en verzet

Toen in de late jaren zestig het verzet in de VS zelf, samen met de taaie weerstand van de Vietnamese bevolking, de oorlog stilaan onhoudbaar begon te maken, stak nog een andere beweging de kop op. Deze zou het verzet van vrouwen tegen oorlog, wereldwijd en misschien voor altijd, een ander gezicht geven: de Tweede Feministische Golf. Deze ontstond deels vanuit het groeiend inzicht onder vrouwen binnen de antioorlogsbeweging, in de wijzen waarop zij altijd naar ondergeschikte rollen werden verwezen. De invloed die hiervan is uitgegaan op de anti-oorlogs- en aanverwante bewegingen is niet te schatten. De beweging maakte een enorme stap voorwaarts inzake vrouwelijk leiderschap, maar ook naar feministisch-geöriënteerde organisatiemodellen, stijlen en inhouden. We kunnen inderdaad stellen dat na de vroege jaren zeventig vanuit een steeds groeiend gamma van door vrouwen geleide acties en campagnes, alsook vanuit feministische invloeden, één wereldwijd en veelzijdig netwerk is tot stand gekomen van verzet; de kern ervan ontstond in de VS, vandaag strekt het zich uit over de hele wereld.

De groeiende onderlinge solidariteit onder vrouwelijke vredesactivisten bracht de WRI in 1975 tot het besluit om het daaropvolgend jaar een bijeenkomst in te richten specifiek voor de vrouwen. Deze beslissing was erg controversieel – velen binnen de WRI weigerden te geloven dat vrouwen apart zouden moeten kunnen bijeenkomen. Maar het hielp een bewuste feministische aanwezigheid binnen de WRI tot stand brengen, die nu al bijna 30 jaar standhoudt.

Zowel de mensenrechten- als de milieubeweging waren eveneens veel verschuldigd aan de feministische percepties van de aarde en de menselijke gemeenschap. Niet toevallig kwamen vrouwen, waarvan velen ook vredesactivistes waren, aan het hoofd van de beide bewegingen te staan. In 1976 richtten Betty Williams en Mairead Corrigan een groep op die later de Peace People in Northern Ireland werd. Een jaar later begon Renée Epelbauw en andere rouwende vrouwen in Argentinië met de befaamde stille wakes van de Moeders van de Plaza de Mayo, uit protest tegen de verdwijning van hun kinderen of andere verwanten onder de militaire dictatuur. In Chili voerde Roberta Bacic geweldloze protestacties aan tegen de verdwijningen en de moorden door het dictatoriale regime van Pinochet. Bacic zou later deel uitmaken van de Commissie voor Waarheid en Verzoening van Chili, en werkt momenteel op de staf van de War Resisters’ International in Londen.
In de VS was de activiste Mandy Carter de belangrijkste organisatrice van de Continental Walk for Disarmament and Justice in 1976. Later werkte ze als staflid bij twee regionale WRL afdelingen, en vandaag combineert ze werk voor de lesbische en homorechtenbeweging, met werk tegen racisme.

Het feminisme stond eveneens aan de wieg van nieuwe anti-hiërarchische modellen voor structuur en leiderschap in acties tegen de oorlog en tegen de kernwapens. In 1977 haalden deze modellen de voorpagina’s, als meer dan 2000 activisten op consensus gebaseerde affiniteitsgroepen vormden die overgingen tot de bezetting van de nucleaire centrale in Seaebrook in New Hamshire.

In 1979 publiceerde de Australische in de VS werkende kinderarts Dr. Helen Caldicott haar boek Nuclear Madness, dat wereldwijd het handboek bij uitstek werd voor vredesactivisten en antinucleaire milieuactivisten. In 1980 trokken 2000 vrouwen naar Washington voor het eerste totaal-vrouwelijke vredesprotest van burgerlijke ongehoorzaamheid: de Women’s Pentagon Action, waarvan de toon en de tactiek iets volkomen nieuws waren. Het daaropvolgende jaar herhaalden 3500 deelneemsters eenzelfde actie.

Ondertussen is het over de hele wereld gemeengoed geworden dat vrouwen aan het hoofd staan van vredes- en mensenrechtengroepen. In 1981 begonnen in Engeland enkele zulke door vrouwen geleide vredes- en mensenrechtengroepen met hun actiekamp aan de poort van de Amerikaanse kruisrakettenbasis Greenham Common. Van daaruit informeerden ze de buitenwereld elke keer als vrachtwagens de basis uitreden om de raketten te ontplooien. Het Greenham Common vrouwenkamp bleef in actie tot 2000. In California verwerkte de antinucleaire activiste Starhawk New Age ideeën in haar boek Dreaming the Dark, een werk over toverkracht, godenverering en activisme.In 1983 volgden Amerikaanse vrouwen het voorbeeld van Greenham Common, met een vrouwenvredeskamp bij een legerbasis in Seneca (New York). Datzelfde jaar werd de groene vredes- en milieuactiviste Petra Kelly verkozen in het Duitse parlement; een jaar later richtte het Nieuw-Zeelandse parlementslid Marilyn Waring de beweging op die haar land later dat jaar officieel tot kernwapenvrije zone zou laten verklaren.

De tweede helft van het decennium zien we een ware explosie van talentrijke vrouwen aan het hoofd van de strijd voor de mensenrechten op vele plaatsen in de wereld. In Indonesië zette Yeni Rosa Damayanti haar leven op het spel in solidariteitsacties met het volk van Oost-Timor; in Birma nam Aung San Suu Kyi gelijkaardige risico’s als leidster van het geweldloze verzet tegen het dictatoriale regime; en in Israël begonnen de Vrouwen in het Zwart met hun stille wakes in solidariteit met het Palestijnse volk, het werd de start van een wereldwijde beweging van Vrouwen in het Zwart.


Golfoorlog en Irak

De Koude Oorlog, die de wereldgebeurtenissen zo lang had gedomineerd, kwam intussen stilaan ten einde. Maar de ineenstorting van de communistische regimes vormde het startschot voor een aantal nieuwe, ‘hete’ oorlogen. In het laatste decennium van de vorige eeuw spatte Joegoslavië met veel etnisch geweld uit elkaar, wat aanleiding gaf tot het ontstaan van verschillende geweldloze bewegingen voor verzoening, waaronder een erg actieve afdeling van Vrouwen in het Zwart.

Het einde van de Koude Oorlog had de VS ook achtergelaten als enig overblijvende supermacht. Het eerste voorproefje van wat dat in werkelijkheid inhoudt kwam er met de eerste Golfoorlog in 1991. Onmiddellijk zag een anti-oorlogsbeweging het licht, waarin de al lang actieve Newyorkse activiste Leslie Cagan een vooraanstaande rol speelde in een beweging die nu moest afrekenen met een nieuwe vorm van kortdurende oorlog. Na de oorlog volgden de brutale sancties die Irak kreeg opgelegd, en opnieuw stonden vrouwen aan het roer in het verzet binnen de VS, met vooral Kathy Kelly van Voices in the Wilderness. En dan, helemaal op het einde van de vorige eeuw, lieten twee weinig opgemerkte gebeurtenissen vermoeden dat het tij is gekeerd in de verhouding tussen vrouwen, oorlog en vrede: twee aloude vredesbewegingen, namelijk de War Resisters’ International en de International Fellowship of Reconciliation (IFOR), verkozen beide een vrouw – resp. Joanne Sheehan en Virginia Baron, aan het hoofd van hun organisatie. Myrtle Solomon was wel WRI-voorzitster geweest in de jaren tachtig, maar dat er nu vrouwen aan het hoofd stonden van twee bewegingen van die omvang, was nog niet gezien.

De eeuw die zoveel geweld had gebracht was voorbij, en het nieuwe millennium scheen met hoop op vrede te beginnen – totdat de verschrikkelijke gebeurtenissen van 11 september plaatsgrepen, die het startschot vormden voor de War on Terror van George W. Bush. Reeds in de eerste dagen na de tragedie publiceerde Amber Amundson, die in de aanval op het Pentagon haar man had verloren, een aangrijpende verklaring die smeekt om verzoening in plaats van wraak. De regering Bush schonk er niet de minste aandacht aan, maar in de daaropvolgende maanden organiseerden Amundson en enkele andere nabestaanden van slachtoffers van de aanslagen zich in de September 11th Families for Peaceful Tomorrows. Ook andere vrouwenvredesinitiatieven zagen het licht: het hoger beschreven Lysistrata Project bijvoorbeeld, en ook Codepink, een internet-actie voor een ‘women’s preemptive strike for peace’ (www.codepinkalert.org).

Onlangs kwamen 500 vrouwen uit heel de VS in Chicago bijeen om een formele structuur tot stand te brengen en de doelstellingen vast te leggen voor een brede United Coalition for Peace and Jusitice (WRL is medeoprichter), met als bedoeling een halt toe te roepen aan de permanente oorlog die de regering Bush heeft uitgeroepen. De helft van de verkozenen bestuursraad bestaat uit vrouwen

Toch, in weerwil van deze evolutie, voelen de vrouwen-vredesactivistes zich dikwijls nog minder zichtbaar aanwezig in vergelijking met hun mannelijke medeactivisten.
De hierboven geschetste evolutie van vrouwen die zich organiseren tegen de oorlog begon 2500 jaar geleden, met een gefantaseerd stuk genoemd Lysistrata. De evolutie is niet langer fantasie. En ze eindigt niet met het Lysistrata project van 3 maart j.l., ze blijft verder doorgaan.

Judith Mahoney Pasternak
Uit: The Nonviolent Activist (tijdschrift van War Resisters League, VS), July/August 2003, p. 8
(vertaling: Peter Jochems)

Judith Mahoney Pasternak is redactrice van The Nonviolent Activist en houdt zich ook al twintig jaar bezig met vrouwenthema’s. (In dit kort overzicht van de inspanningen van vrouwen binnen de eerbare strijd van mannen en vrouwen tegen de oorlog, komen ongetwijfeld talrijke voorvechters/voorvechtsters voor de vrede door plaatsgebrek niet aan bod - nota van de redactie van TNA)




Vroeger in ons Magazine voor Vredesactie verschenen artikels die aansluiten bij de gedachtegang uit bovenstaand artikel
(alle nummers nog steeds verkrijgbaar):

- talrijke artikels over de vrouwenvredesorganisatie Women in Black (Vrouwen in het Zwart), vooral over hun afdelingen in Israël en in Belgrado (oproepen en stille wakes tegen de oorlog en voor verzoening): zie bijvoorbeeld ‘Rapport uit Belgrado’ in nr. 204, april 2001 en ‘Servische Vrouwen in het Zwart’: nr. 189, juli 1999 en ‘Vrouwen in het Zwart - internationale conferentie’: nr. 193, december 1999
- en dan vooral het interview met de coördinatrice van de Vlaamse Vrouwen in het Zwart Ria Convents, waarin zij o.a. antwoordt op de vraag wat het nut is van een aparte vredesorganisatie van en door vrouwen: nr. 215, oktober 2002
- vrouwen Afghanistan en vrouwen Kosovo: twee open brieven aan de vrouwen van Irak, waarin ze hen aanmoedigen om hun plaats op te eisen bij de beslissingen over de heropbouw. Bij onderhandelingen over heropbouw, vorming van nieuwe overgangsregeringen e.d. wordt de vrouw – ook door ‘de internationale gemeenschap’ – steevast ‘vergeten’: nr. 221, juli/augustus 2003. Zie ook nr. 209, december 2001: ‘Heropbouw Afghanistan – niet zonder de vrouwen!’
- dienstweigerbeweging: dat vrouwen in Israël niet worden opgeroepen voor ‘het heetste van de strijd’ en dat ze zonder omhaal ontslagen worden van dienstplicht indien ze gewetensbezwaren formuleren (terwijl mannelijke dienstweigeraars de gevangenis indraaien) vormt een hinderpaal voor hun vredeswerk en verwijst de vrouw eens te meer naar de achtergrond. New Profile wil daar iets aan doen: nr. 221, juli/augustus 2003 – ‘Vrouwelijke gewetensbezwaarden: uit de eeuwige schaduw?’
- dubbeldossier ‘Vrouwen en Geweld’: in onze nrs. 215 en 217 (oktober en december 2002), met o.a. artikels over de vrouw als typisch oorlogsslachtoffer, feminisme en antimilitarisme, Afghaans vrouwenprotest, en het reeds vermelde interview met Ria Convents over Vrouwen in het Zwart en over feminisme en antimilitarisme
- oorlog in Palestina - een Palestijnse en een Israëlische vredesvrouw aan het woord: nr. 209, december 2001
- interview met Katrien Bruggeman over ‘gender’ in het EU-veiligheids- en defensiebeleid: nr. 209, december 2001
- de ontwapeningsactie met een hamer door vrouwen van Seeds of Hope – Ploegscharen, gericht tegen de levering van Hawk gevechtsvliegtuigen aan Indonesië; hierin komt het werken met een affiniteitsgroep tot uiting: nr. 173, juni 1997
- over affiniteitsgroepen in de directe geweldloze vredesactie: zie ook nr. 174, augustus 1997

bron: http://www.vredesactie.be/article.php?id=207

logo Extra-Media nummer 9

18 mei 2002

 

Media en de demonstratie 'Stop de Oorlog tegen de Palestijnen' (13 april 2002)

door Jan Moerings

"Een uitbarsting van haat", "Jihad op de Dam", "Amsterdam is niet meer van de joden", "Naar een demonstratie gaan is ook djihad". Zo luiden de koppen op 15 april achtereenvolgend in het Parool, de Telegraaf, het Algemeen Dagblad en Trouw. Hakenkruizen op de Dam, stenen naar het 'joodse' Krasnapolsky, anti-semitische spreekkoren, ja zelfs kinderen met imitatie-kalasjnikovs… Dit alles zou volgens het Parool duiden op "virulent anti-semitisme", niet alleen onder de tientallen Marokkaanse jongeren die op de Dam hardhandig met de ME in aanraking kwamen, maar onder alle demonstranten. "Nederland gedoogt anti-semitisme", stelde het Algemeen Dagblad op 19 april.

De Volkskrant stuurde een stagiair naar de demonstratie omdat men verwachtte dat het aantal mensen niet zo groot zou zijn. Later liet de Volkskrant-ombudsman weten dat de Volkskrant daarmee een fout had begaan. Een goede vraag is wie de andere landelijke dagbladen dan wel naar de demonstratie hebben gestuurd. De berichtgeving over de demonstratie was niet alleen eenzijdig, maar vol met foute gevolgtrekkingen, onderschatting en ontkenning van wat er werkelijk die dag heeft plaatsgevonden.

Wie, waarom en hoeveel mensen waren er tijdens de demonstratie en welke boodschap droeg men uit? Als de media deze vraag enigszins naar waarheid zou hebben beantwoord, zou er een heel ander beeld zijn ontstaan. In ieder geval niet het anti-semitisme en anti-joodse beeld dat de media gecreëerd heeft.

De tienduizend mensen waar de media het over heeft, is een grove onderschatting. Zeker vijfentwintigduizend mensen, jong en oud, man en vrouw, autochtoon en allochtoon, waren naar de Dam gekomen. Zij stonden daar om te protesteren tegen de moorddadige politiek van de Israelische regering en het Israelische leger in de bezette Palestijnse gebieden. Zij stonden daar om te eisen dat de Nederlandse regering actie zou ondernemen - in de vorm van economische sancties en een wapenembargo - tegen de Israelische staatsterreur. Op de Dam waren sprekers van GroenLinks, de Socialistische Partij, D'66, Een Ander Joods Geluid, Vrouwen in het Zwart, het Komitee Marokkaanse Arbeiders Nederland, de Internationale Socialisten en het Nederlands Palestina Komitee. Slechts in het Nos-journaal en de uitzending van Nova op dezelfde avond was een gedeelte van hun toespraken te zien, in de geschreven pers niets…

Nederlandse bijdrage

De organisatie is tegen rascistische uitlatingen, in welke vorm dan ook. Echter het beeld dat tientallen mensen met hakenkruizen en afbeeldingen van Hitler rondliepen vanwege anti-semitische opvattingen, is een vals beeld. Als je spreekt over de vergelijking van davidsterren en swastika's en je bekijkt het koel en zakelijk dan moet je zeggen: wat Israël met de Palestijnen doet verschilt niet veel met wat de Wehrmacht in Rusland met de partizanen deed. Dorfüberholungen noemde men dat: dorpen verwoesten om ze geen onderduikmogelijkheden meer te bieden. Sharon doet op de Westoever precies hetzelfde. Hier betekent het : 'je treedt op als de moffen, dat vinden we lelijk'. Niettemin: het beleid was om bovengenoemde vergelijkingen weg te nemen en dat is ook zo uitgevoerd. Onbedoeld zal dat niet in alle gevallen direct gelukt zijn.

De hoofdzaak was en is o.a. het tot uiting brengen van de gruwelijkheid van inmiddels bijna 35 jaar bezetting en bijna 54 jaar vluchtelingschap zoals in Sabra & Shatila en Jenin en... En het pleiten voor een concrete Nederlandse bijdrage aan een bevrijdingsdag voor de Palestijnen.

Helaas, de media heeft de grootste solidariteitsdemonstratie met de Palestijnen ooit (en ook de grootste demonstratie sinds jaren in Nederland) voor een groot deel weten weg te moffelen in de hoek van het anti-semitisme. Desalniettemin hebben mensen op de Dam en mensen die thuis waren inspiratie opgedaan, hebben ze de kracht van solidariteit gevoeld. En voelden de Palestijnen in de Strook van Gaza en de Westelijke Jordaanoever zich gesterkt door de beelden en verslagen van de demonstratie in Amsterdam.

bron: http://www.extra-media.nl/nummer09/index.html

Logo Volkskrant

02 mei 1998

 

Rosa Problem, overlever

Intervieuw met Rosa Sijbrands
door Ben Haveman

Amerikaanse kolonisten schreeuwden of ik wel wist wat er in de oorlog met de joden gebeurd was. Ik riep: mijn familie is uitgemoord toen jullie nog niet eens geboren waren.' Roos Sijbrands (79) zat in het verzet, brak met haar communistische verleden en zet zich al jaren in voor de Palestijnen. De missie van een joodse Jeanne d'Arc.

Mijn dochter verzorgt zich niet meer. Op haar 50ste volkomen ingestort. Ze is getrouwd, heeft twee kinderen, maar wil nu al acht jaar niets meer. Helemaal niets. Wat het precies is, daar kom je niet achter. Ze zit de hele dag maar in een hoek met ongekamd haar, een hopeloos geval.

Toen ik haar na de oorlog terugzag, zat ze onder de scabiës. Ze had dubbelzijdige longontsteking. Dertien maanden was Lous toen we haar afstonden om onder te duiken. Bij mijn zwager in Bussum, die gemengd gehuwd was. Ik mocht haar één keer in de maand zien. Toen de Duitsers de gemengde huwelijken aanpakten, vond mijn zwager voor haar een adres in Amsterdam. Ik had als joodse moeder, die zelf ondergedoken was, niets meer over dat kind te vertellen.

Het schijnt dat een meisje van 19 was doorgeslagen. Zo vonden de Duitsers in Amsterdam-West een kind van drieënhalf, zonder papieren. Ik hoorde dat ze in Westerbork zat. Ik ben gaan liften, op het station van Beilen heb ik nog gezocht. Daar zijn ze namelijk de trein uit geweest. Gelukkig heb ik dat niet gezien. Anders was ik misschien zo stom geweest er achteraan te hollen.

Op 11 september 1944 ging het laatste kindertransport naar een kamp vlak bij Bergen-Belsen. Daar zijn ze twee maanden geweest, en vandaar op open vrachtwagens naar Theresiënstadt. In mei kwamen de Russische bevrijders. Ik heb al die tijd gewoon doorgewerkt voor De Waarheid. Naar de Engelse radio luisteren en die berichten op stencils tikken voor de illegale krant. Zelf heb ik ook gestencild. Ik heb nog het pamflet STAAKT! STAAKT! getikt. Voor de Februaristaking in '41, uit protest tegen de deportaties.

Ik weet nog steeds niet hoe ik zo maar kon doorwerken, met grote onzekerheid over mijn kind in het kamp. Mijn moeder was toen ook al weg. Soms zeggen mensen: jij bent net een duikelaar, jij komt overal weer bovenuit.

In '39 ben ik lid geworden van de communistische partij. Ik werkte toen op de correspondentie-afdeling van De Bijenkorf. Ik kwam uit een sociaal-democratisch gezin, terwijl mijn vader eigenlijk voorbestemd was rabbijn te worden. Mijn grootouders waren allemaal proletarische Amsterdamse joden, diamantwerkers. Ik ben opgevoed met de 1-mei-viering, niet met joodse feestdagen. Het jood-zijn bestond uit kippensoep op vrijdagavond.

Toen mijn vader in '36 overleed, kreeg ik een voogd die me politiek erg heeft beïnvloed. We braken met het badkamersocialisme, zoals Jan Romein dat honend beschreef. Wij wilden socialisme via de revolutionaire weg. En geen belastingplaatje meer op je fiets waaraan je kon zien dat je ouders van de steun trokken. Natuurlijk had ik Darkness at Noon gelezen, waarin de gruweldaden van Stalin beschreven waren. Maar wij geloofden dat eenvoudig niet.

Mijn man Louis had net zijn hoofdakte als onderwijzer gehaald, maar we werkten alle twee voor de partij. Je wist niet precies wat er in Duitsland gebeurde. Maar ik zou me nooit laten wegvoeren. Nooit. Ik heb geprobeerd mijn moeder te overtuigen. Ze stond met haar rugzak klaar om zich te laten weghalen. Ze is in Sobibor omgekomen.

Louis en ik zijn in '41 ondergedoken en al gauw zat hij op een ander adres, bij een schoenmaker in De Pijp in Amsterdam. Want de partij had ons eigen adres in de Uithoornstraat gebruikt als opslagruimte voor illegale brochures. Dat adres was stukgegaan, zoals dat heette. Louis is verraden, nadat ons kind was weggehaald. In Auschwitz heeft hij nog drie maanden geleefd. Als ik mijn verhaal vertel, dan zeggen mensen: hoe heb je dat allemaal kunnen doorstaan? Soms denk ik ook dat de holocaust niet echt is. Zo onwezenlijk.

Ik was zwanger en had een abortus gehad, want nóg een kind, dat konden we absoluut niet hebben. Het bleek dat er een stukje nageboorte was blijven zitten. Ik zat ondergedoken bij Mari Andriessen in Haarlem, de man die het beeld van De Dokwerker heeft gemaakt. Daar kreeg ik een bloeding. De abortus was in Amsterdam gebeurd bij een raar mens en daarna had ik koorts gekregen. Ik liep met een vals persoonsbewijs op straat. Mijn valse naam ben ik vergeten. Maar goed, met mijn joodse persoonsbewijs kon ik op de joodse afdeling van het ziekenhuis in om gecuretteerd te worden.

In een flits zie ik mezelf op het Centraal Station, waar onze vriend en partijgenoot Henk Ladiges me opwachtte toen ik uit Haarlem kwam. Hij vertelde me dat mijn man gepakt was. Die andere flits is dat ik mijn kind weer terugzie, in Valkenswaard. Tussen dokters, formaliteiten. Je verdringt veel. Ik geloof dat ik zoveel eelt op m'n ziel heb, dat ik zo langzamerhand overal tegen kan. Er zijn me trouwens wel ergere dingen overkomen.

Bij de partij waren ze aanvankelijk huiverig om joden in de illegaliteit aan onderduikadressen te helpen. Niet uit antisemitisme, maar omdat je dubbel risico liep. Ik had op straat met m'n valse persoonsbewijs gearresteerd kunnen worden en ik weet niet wat er uit me gekomen was, als ze me gemarteld hadden. Een van de schuiladressen was op tweehoog in de Rivierenlaan bij Marlies, een niet-joodse vrouw die voor de Grüne Polizei werkte. Je moet niet denken dat het altijd een drama was. We hebben ook veel gelachen.

Op een avond kwam de SD langs, omdat op driehoog de zaak niet goed verduisterd was. Ze kwamen ook bij ons kijken en dat was link omdat Henk Ladiges illegale kranten bij zich had. Hij moest mee, omdat hij een ontzettend joods uiterlijk had. Toen ze hebben gecheckt dat hij niet-joods was, lieten ze hem vrij. Het idiote was: ze brachten hem terug naar de Rivierenlaan, waar ook nog een ander joods meisje zat. Wij waren jong en leuk om te zien, de SD'ers wilden wel een leuke avond met ons hebben.

Maar inmiddels hadden wij de benen genomen over het plat, we zijn door een bovenraam weer naar binnengekropen en hebben ergens op de trap gewacht. De SD vroeg aan Marlies: 'Waar zijn die twee meiden? Er is toch een uitgaansverbod?' Marlies zei: 'O, die waren zo geschrokken, ik heb ze naar huis gebracht.' Want zij mocht wel de straat op, omdat ze voor de groene politie werkte. Zo kruip je dan door het oog van de naald. Wat me na de oorlog is overkomen, heeft trouwens alles overvleugeld.

Na de oorlog gingen we kijken op de lijsten van het Rode Kruis, maar al gauw wist ik dat Louis niet meer zou terugkomen. Ik ben hertrouwd met een niet-joodse man die op zijn 56ste aan een hartaanval overleed. Maar de grote klap was het overlijden van mijn zoon in '69. Hij studeerde medicijnen, was net geslaagd voor een paar examens en reed op vakantie met zijn vriendin op een stilstaande auto. Mijn moeder, mijn eerste man, mijn tweede man: dít was te veel.

Hans, mijn tweede man, en ik waren na de oorlog himmelhoch jauchzend dat het zo goed ging met de partij. Elf zetels in het parlement! Toch was ik kritisch. Ik herinner me een bijeenkomst in het Concertgebouw die Paul de Groot liet openen met Waar de blanke top der duinen, in plaats van de Internationale. Hij wilde de partij opheffen en vervangen door de Waarheidsbeweging. Ze hebben hem naar de Franse partij gesleept om hem ervan te overtuigen dat hij fout zat.

De Groot was de grote dictator, maar oudere partijgenoten dan ik bleven hem en de partij trouw. Toen ik in '56 de rede van Chroestsjov las in De Groene Amsterdammer over de misdaden van Stalin, had ik het wel bekeken. Toen was het afgelopen met mijn communisme. Die praktijken! Wij waren zeer bevriend met de grote Daan Goulooze die zeer verguisd werd. Toen ik nog lid was, kreeg ik van kameraad Gerrit Blom van het partijbestuur de opdracht om te gaan afluisteren wat er bij Goulooze thuis gezegd werd. Werd ik niet goed van.

In '56 ben ik er achter gekomen dat als de partij in Nederland aan de macht was gekomen, er koppen waren gesneld. Dan hadden mensen als Henk Gortzak niet meer geleefd. Ik was zelf te onbelangrijk om tegen de muur gezet te worden. Ze wilden ook Ben Polak royeren, de huisarts van veel communisten. Met een paar mensen hebben we er tegen gestemd, omdat we wisten hoe de hele zaak gemanipuleerd werd. Ik kreeg toen opdracht me in Felix Meritis op de Keizersgracht te melden, maar ik had er de balen van. Het was afgelopen.

Op mijn verjaardag kwam mijn benedenbuurvrouw binnen met de mededeling: de partij zal Hans dwingen zich van jou te laten scheiden. Maar Hans dacht er net zo over als ik. Even later bedankte hij ook, toen de Russen de Hongaarse opstand neersloegen. We werden door vroegere vrienden niet meer gegroet. Het was een ijstijd.

Eén ding blijf ik zeggen: wat de communisten in de oorlog aan verzetswerk hebben gedaan, is ongelofelijk. Zelf heb ik veertien adressen gehad, ik zat nooit zonder een onderduikadres. Velen wisten dat ik een jodin was, dat ik een schrijfmachine bij me had. Die mensen hebben verdomme allemaal risico's voor me gelopen. Dus dat het Nederlandse volk aangeklaagd zou moeten worden omdat het niet genoeg gedaan heeft, daar word ik niet goed van. Ik ben het niet met de koningin eens. Fout waren degenen die mensen aanbrachten. En collaborateurs. Maar wie niks gedaan heeft, valt niks te verwijten.

Ik kan het mensen met een eigen huishouden niet kwalijk nemen dat ze geen joodse familie met kinderen in huis namen. In Frankrijk was het veel makkelijker om mensen te verbergen. Laten we alleen maar respect hebben voor mensen die wel wat gedaan hebben. Dat ze achter gordijnen toekeken hoe de joden werden afgevoerd, ja. Maar hadden ze dan naar buiten moeten hollen? Dan werden ze ook gegrepen. Vergeet niet dat wij hier een politieke bezetting hadden, in Denemarken was er alleen een militaire. En daar hadden ze een directe ontsnappingsroute naar Zweden.

In ons CPN-milieu hebben we nooit wat gemerkt van het naoorlogse antisemitisme. Ook vroeger niet. Mijn eerste vriendjes waren niet-joods. Wij waren voor assimilatie, wij waren geen zionist. Toen de staat Israël in '48 werd uitgeroepen, heeft dat totaal geen indruk op me gemaakt.

Natuurlijk kon ik me voorstellen dat er een land zou zijn waar het na de verschrikkingen veilig was voor joden. Nou ja, veilig. Bij de Zesdaagse Oorlog in '67 zaten mijn man en mijn zoon aan de tv gekluisterd, maar ik was veel meer met de Amerikaanse onderdrukking van Vietnam bezig. Ik zat in het Medisch Comité Nederland-Vietnam. Hans en ik zijn nooit samen naar Israël geweest. Pas na zijn overlijden ben ik gaan reizen. Eerst met de Greyhound door de Verenigde Staten, en met een vriendin naar een vrouwencongres in Mexico.

Na de dood van mijn zoon zei Ben Polak: er staat drie tot vijf jaar voor het rouwproces. Ik ben meteen gaan werken. Dat is mijn behoud geweest. Ik deed de buitenlandse correspondentie op de kauwgumfabriek van Maple Leaf. Voor mijn Amerika-reis mocht ik zes weken weg, maar ik heb drie maanden vakantie genomen. Toen hebben ze me ontslagen. Later hebben ze me met hangende pootjes teruggehaald, want er was niemand die van Nederlands steno Franse brieven kon maken. Op míjn condities ben ik teruggekomen.

Een vriendin zei: mijn broer gaat een natuurreis door Israël en de Sinaï leiden, heb je zin om mee te gaan? Het woestijnlandschap trok me wel aan, dus ik zei ja. Bij aankomst zeiden joodse vriendinnen: nú voel ik me op eigen grond. Dat had ik niet. Ik heb niet zoals de paus de aarde gekust. We zaten in een gezelschap met internationale natuurvrienden met veel discussies. Het viel me op dat de Israëli's ontzettend met hun eigen problemen bezig waren, de Vietnam-oorlog leek ze helemaal te zijn ontgaan.

Toch zag mijn dochter de toon in mijn brieven veranderen. Er was inderdaad vruchtbaar land uit woestijn gemaakt. De Arbeidspartij was aan de macht en er heerste nog de sfeer van de oudere generatie die het land had opgebouwd. Ik was blij dat het land bestond. Elk jaar ben ik teruggegaan. Ik ben een halfjaar gebleven om ivriet te leren, in een oelpan zoals ze dat daar noemen, in Netanya. Aan het ontbijt leerde ik een Isaëlische kennen die later een van m'n beste vriendinnen werd. Chawa en ik gingen in de jaren zeventig van de ene demonstratie van Vrede Nu naar de andere.

Ik leerde ook Palestijnse sociaal werkers en verplegers kennen die ivriet moesten leren. Toen is voor mij de mythe doorgeprikt dat de Israëli's zich in een land zonder volk hadden gevestigd. Er woonden al 500 duizend Palestijnen die verdreven waren. De intifada begon, maar toch kreeg ik een heleboel vrienden op de Westbank en in Gaza. Ik las over hun lot in de boeken van David Grossmann, ik hoorde van de Palestijnen verhalen hoe ze behandeld werden en sloot me aan bij de Vrouwen in het Zwart die tegen de bezetting protesteerden. En voor zelfbeschikking van het Palestijnse volk.

Ook in Nederland hebben we een afdeling opgericht, je kon ons één keer in de maand bij het Lieverdje vinden met spandoeken. Mijn grote vriendin was Mary Khaz in Gaza, die kinderen opving. De rust die van de opvoeding daar uitging, stond in groot contrast met de manier waarop Israëli's hun kinderen verpesten. Voor het blad van de joods-Palestijnse dialoog, De Brug, heb ik mijn vingers blauw geschreven. In Gaza zag je kinderen in de modder bij het open riool spelen met karretjes van ijzerdraad.

Als ik vervolgens vrienden opzocht in Ashkelon, vijftien kilometer verderop, was het net of ik een andere planeet betrad: villa's, speedboten. Die mensen hadden werkelijk geen flauw benul van de situatie in bezet gebied. Ze lieten vóór de intifada wel hun auto repareren op de Westbank omdat dat goedkoper was, maar riepen dat de Arabieren niet te vertrouwen zijn. In Hebron zag ik hoe gewapende kolonisten de Palestijnen intimideren. Hoe kinderen van kolonisten zich ook als bezetters gedragen en Palestijnse kinderen uitschelden.

Bij een demonstratie tegen Israëlische nederzettingen bij Nabloes schreeuwden Amerikaanse kolonisten, die zijn het ergst, tegen me of ik wel wist wat er in de oorlog met de joden gebeurd was. Ik riep: mijn familie is uitgemoord toen jullie nog niet eens geboren waren. Toen wisten ze niks meer te zeggen. De Israëlische tv liet kinderlijkjes zien na een Israëlisch bombardement op Beiroet. 'Hun verdiende loon', zei zo'n familie die commentaar mocht geven. Ik stikte zowat.

Elk jaar ga ik in mijn eentje met de auto op de boot naar Alexandrië. Op weg naar Caïro heb ik een keer vastgezeten in de woestijn met een auto van zes maanden oud. Daar stond ik, alleen maar zand te zien. Toen er eindelijk iemand langskwam, bleek dat er water door de olie zat. Ik ben dwars door Caïro naar het allerduurste hotel gesleept, waar je voor 180 gulden zonder ontbijt mocht logeren.

In heel Caïro geen Citroën-dealer te vinden, maar wel een alleraardigste man, Mahmoud geheten, die in een achterafsteegje een garage had die nog kleiner was dan mijn huiskamer hier. Mijn motor lag al spoedig in vijf emmers, er was iets met een cilinder. Ik de ANWB gebeld en die liet uit Athene een nieuwe motor sturen, waarover we drie weken gesodemieter hebben gehad met de douane. Nog steeds ga ik bij Mahmoud langs, die mij sindsdien Rosa Problem noemt.

Ik kan elk moment een oproep krijgen voor een bypass-operatie, dus misschien ga ik dit jaar niet. Iedere keer als ik uit Israël terugkom, zeg ik: ik ga nooit meer. Maar ja, ik heb me m'n hele leven ingezet voor de onderdrukte klasse. Toen we demonstreerden tegen de inzameling van Nederlandse christenen voor het Holland-dorp in bezet gebied, schreef Philip Mok in het Nieuw Israelietisch Weekblad een smerig artikel over ons, dat we het soort joden waren dat voor de oorlog wel lid geweest zou zijn van de NSB, echt waar.

Terwijl wij stuk voor stuk. . . Zoiets grijpt je aan. Mijn beste vriendin heeft nota bene in Duitsland de Kristallnacht meegemaakt. Haar ouders zijn door de nazi's vermoord. We hadden die Mok moeten aanklagen. Het is zeker waar wat er gezegd wordt over de verrechtsing van het Nederlandse jodendom. Ik heb ook niks op met het Centrum Informatie en Documentatie Israël van Ronny Naftaniel. Nee, ik voel me niet alleen. 'Al dertig jaar staan wij in de schuld bij het Palestijnse volk', schreef Herman Cohen. En zo is het. We hebben de martelingen door de Israëlische politie aan de kaak gesteld. We zijn wel niet met zovelen, maar we gaan door.

De rest van joods Nederland verwijt ons dat we de vuile was buiten hangen, dat we antisemitisme veroorzaken. Maar misschien worden we na de Oslo-akkoorden wat minder argwanend bekeken. Soms denk ik: misschien ben ik wel een jüdische Selbsthasser geworden, maar dat is natuurlijk niet zo. Als jood interesseert het me toch meer wat er in Israël gebeurt, dan wat er in Guatemala aan de hand is.

Ik heb geen nachtmerries over de oorlog. Ik heb ook niet in een kamp gezeten. Primo Levi zei dat mensen die wisten waar ze aan begonnen, beter uit de oorlog zijn gekomen dan joden voor wie het allemaal uit the blue sky kwam. Ik ben geen slachtoffer. Ik ben een overlever. Al vraag ik me wel eens af of die operatie nog de moeite waard is. Ik ben nu 79, misschien leef ik nog vijf, zes jaar. Ik maak me meer zorgen over mijn kleindochter die als regie-assistente bij de commerciële tv erg wordt uitgeknepen.

Ze hebben me een uitnodiging gestuurd voor de 4-mei-herdenking in de Nieuwe Kerk op de Dam. Waarom weet ik niet. Misschien omdat ik ooit het Verzetskruis heb gekregen. Ik loop er nooit mee. Misschien heeft het verleden gemaakt dat je nooit echt kunt genieten van dingen om je heen. Van concerten en zo. Ik lees alles wat los en vast zit over de Tweede Wereldoorlog, ik kijk naar alle tv-programma's. Voor ons soort overlevenden, zei Primo Levi, is herinneren een plicht.

Ik moet denken aan een joodse man die ook bij Maple Leaf werkte. Al zijn twaalf kinderen waren vergast. Ik heb vaak gedacht: hoe moet zo'n man in godsnaam verder leven?

Toen ik mijn dochter Lous na de oorlog in de armen sloot, heb ik een heel grote psychologische fout gemaakt. Want vanwege haar longaandoening is ze toen een halfjaar in Zwitserland geweest. Om op te knappen. Eerst in een kindertehuis en later bij een joods gezin. Wéér van huis.

Ze heeft nooit over de oorlog gepraat, Lous. En nu zit ze maar voor zich uit te staren. Ze wil zich niet laten behandelen.

Ze kent alle trucjes van de psychiaters, zegt ze.

 

bron: http://www.volkskrant.nl/dagelijksarchief/1998/mei/2


Trouw

23 maart 1992

 

Familiedag van Christenen voor Israel leidt tot grimmige actie

Van een onzer verslaggevers

De actiegroep 'Stop de Israelische nederzettingen in Palestina. Boycot Israel' organiseerde de demonstratie.
Vier joodse vrouwen van de Nederlandse tak van de stille-actiegroep 'Vrouwen in het Zwart' deden mee. De vrouwen verwerpen de nederzettingenpolitiek van Israel.

De bekende PvdA-econoom A. Heertje, deelnemer aan de familiedag, zei dat de actievoerders die met leuzen opriepen tot boycot, uit zijn op de vernietiging van Israel. "En dat gebeurt met geld van de Nederlandse overheid die via de Nederlandse Commissie Ontwikkelingsbewustwording (NCO) deze groeperingen subsidie geeft." De actievoerders ontkennen dit echter.

"Maar wij hebben voor hetere vuren gestaan. We hebben de Nazi's overleefd, dus dit zullen we ook wel weer overleven" , aldus Heertje, die kort met enkele actievoerders in discussie ging voordat hij de Doelen inliep. Heertje voegde eraan toe geen voorstander van de nederzettingenpolitiek van Likud te zijn. "Maar oproepen tot een boycot is volkomen misplaatst."

Rond half elf kwam het even tot schermutselingen tussen actievoerders en politie. Een demonstrant die de
toegang tot de Doelen wilde versperren, werd door politiemensen naar een arrestantenbusje gebracht en
afgevoerd. Andere actievoerders slaagden er niet in dat te verhindeeren. Vlak voor de aanvang was er een
bommelding die loos alarm bleek te zijn, van een actiegroep die zich Comite Palestina Libre noemde. Het
gebouw werd niet ontruimd. Volgens de Rotterdamse politie was De Doelen van tevoren al grondig uitgekamd op bommen.


bron: © Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.

 

discussie